De Amer-en Emer- namen behoren tot de oudste groep van waternamen die we kennen. Het betreft een brede groep van gebieds- en waternamen met een verspreiding over een groot deel van Europa. Denk aan riviernamen als; Amer, Alm, Ammer, Amstel, Eems (door de Romeinen Amisia genoemd) en de plaatsnamen Ameland, Amsterdam, Amersfoort, Amerongen, Ammerzoden en Emmen. Het woord is verwant met modern emmer (Germaans ambar) en de oude inhoudsmaat aam. Het is een afleiding met -r- suffix van Pregermaans *amb- ‘water’ verwant met Lat. amnis ‘rivier.
Rivierbeschrijvingen
Amer geeft meestal een overgangsgebied weer tussen het water en het land, oorspronkelijk in de betekenis ‘overstroomd land aan de oever van het water’. Volgens Niermeyer behoorde omstreeks 900 het hele Midden-Nederlandse rivierengebied tot het zogenaamde Amor-gebied. Het kende een eigen wetgeving ‘Ewa quae se ad amorem habet’. Er woonde hoge Frankische edelen, die daar gevestigd waren om een barrière op te werpen tegen de Friezen in het noorden. Hun invloedsfeer rijkte waarschijnlijk tot in het huidige Noord-Brabant.
Het bekendste voorbeeld van Amer als riviernaam is de huidige monding van de Bergsche Maas naar het Hollands Diep. Het ontstaan ervan hangt samen met de Elizabethsvloed (1421) maar de naam is veel ouder. Voor de voltooiing van de Bergsche Maas in 1904 was de Amer in feite een brede getijdenkreek, die onderdeel uitmaakte van de Biesbosch.
Langs de Aa tot Veghel, de Dommel tot Sint-Oedenrode en de Essche Stroom tot Moergestel zijn vele Amer-toponiemen zijn aangetroffen. De huidige rivier Essche stroom werd in de 14e eeuw ook Amer genoemd, wat blijkt uit de oudste naamgeving van de oude hoeve en later het kasteel Nemerlaar als Amerlaer (1303). Veel van deze oude kastelen werden ter verdediging gebouwd als waterburcht in het moerasland. In Moergestel was een rivierovergang de Amervoert (1359) ‘daar de groote stroom van Moergestel en de Leijestroom in malkander zijn loopende’. Stroomafwaarts eveneens Amersvoord tussen Luissel (Boxtel) en Belveren (Haaren). De riviernaam zelf moet veel ouder zijn omdat de riviernaam zelf in de 14e eeuw al was vervangen door Aa of Dieze.
Ook langs de Mark bij Breda treft men Emer aan, Emerberge (1280) of Ameren (1349), waarbij het ook hier niet duidelijk is of het een riviernaam of het oeverland zelf betreft. Bij Oud-Gastel de huidige Emmersloot; ouder aenden aemere, (1490) uitlopend in de Mark. Bij Hoeven ten zuiden van de Mark de streeknaam Emmer, ouder in den Emer (1810). Zo ook Kerckamere (1367) op Tholen. Bij Fijnaart als naam van een voormalige kreek, de Groote en Kleine Amer (1867).
Uit de betekenis ‘overstroomd land’ is ook het woord beemd ontstaan, in de Meierij het meest algemene woord voor natte overstroomde weilanden in het beekdal. Als werkwoord is beëemen bekend uit Oost-Nederland voor ‘een weiland dat onder water wordt gezet’. Amer-namen komen ook voor in samengestelde waternamen voor zoals bij Gender en Demer, waarbij amer is vervallen tot een er-achtervoegsel.
Als moerasnaam bij oude kastelen
Vaak treffen we aam-gronden aan rondom kastelen. De oudste vermelding betreft Dreumel (893) dat toen werd vermeld als Tremele (=Ter Emele) waar de abdij van Prüm een hof bezat. De oudste naam voor het kasteel van Heeze was Eymerick (1364), het oude slot van Diessen noemde men Emerle (1234). Het kasteel van Boxtel aan de Dommel omschreef men in de 15e eeuw als ‘Bucstel bij Stapelen in den Namer’ (1449). De vorm (n)amer is ontstaan uit een woordsplitsing van het lidwoord den. Ook kasteel Nieuw Herlaar in Sint-Michielsgestel had een Borchamer, zo ook het kasteel van Kreuzau aan de Roer, Burg Oyver Auwe (1384). Op de mogelijke derde betekenis van dit Middeleeuwse woord Borchamer kom ik later terug.
Amer als aanlegplaats
Amer kent nog een derde betekenis; namelijk die van kaai, stapelplaats, losplaats, werf, aanlegplaats voor schepen zonder een versterkte kade. Onduidelijk is of er een relatie is met amer in de oudste betekenis van ‘oeverland’.
Het woord lijkt te oud om een verbastering te kunnen zijn van het jongere woord aanmeerplaats, een 16e eeuwse samenvoeging van het voorzetsel ‘aan’ met het werkwoord ‘meren’. Meren in de oude Germaanse betekenis van ‘aan een paal vastbinden’. Ook langs de Vlaamse rivieren Rupel en Demer komen echter al vanaf de 13e eeuw amers voor in de betekenis van losplaats. Mogelijk is hier beïnvloeding door het Franse woord ‘amarrer’ dat ook; aanleggen, afmeren, aanmeren betekent.
Twee oude Noord-Brabantse voorbeelden zijn; bij Roosendaal Rietamer (den Ryedamer, daer die beke neven loept (1372) en bij Halder (Sint-Michielsgestel) aan de rivier de Dommel Borghamer met allen houten gelijk, als zij daer gelegen zijn (1340). Waarbij we houten mogen interpreteren als de palen van de aanlegsteigers. Er is een een getuigenis uit 1618 dat een zeker Plaecxke aan de Balck op Haenwijck altijd is gebruikt als publieke laad- en losplaats. De getuigen vertellen dat zij aldaar op de kant van het water gelost en geladen hebben hooi, mest, strooisel, rijshout e.a. dat zij met pleyten en schuiten van den Bosch aanvoerden. Echter er kan hier ook sprake zijn van contaminatie van de overeenkomstige betekenissen van amer, die van oever en losplaats.
Historische veldnamen met Amer/Emer
Als de bovengenoemde oude betekenissen worden vergeten’ én later tot toponiemen worden is het niet altijd meer mogelijk de oorspronkelijke betekenis van; water, oever, dan wel losplaats nog te duiden.
(1) De Amert, Breugelen Amer, Grote Amer, Vijfkesamer.
Moerassig land aan de rivier Aa bij Dorshout (op de grens van Veghel en Dinther).
- in loco dicto den amer (± 1385)
- op gheen amer (± 1390)
- ad locum dictum die namer (± 1500)
- eenen aabeempt ad locum dictum den amer (1519-1538)
- eenen aabeempt in den amer aan de aa (1530)
- in den aemer (1617)]
- hoijlandt in de amer (1777)
- de amert (1832)
- de grote amert, in den amert (1885
- het eerste rot bestaende in 18 huysen beginnende in breugelen amer (1700).
- half beemt in vijfkesamer (nabij de
(2) De Aemer.
- Een perceel aan de Dommel onder Eerde of Everse (Sint-Oedenrode), waarvan de ligging onduidelijk is.
(3) De Oude- en Nieuwe Amer.
- Aan de rivier Aa op de grens van Veghel en Erp, den nuwen amer en den auden amer van den breden beempt (1440).
(4) Amer-Emer-Nemer.
Amersvoort (1359) in Moergestel, Amerlaer (1303) in Haaren en Emerhorst (1382), Amerdonck (1484) en Amersvoord in Esch, wijzen op de oude naam van de huidige Essche stroom.
Geraadpleegde bronnen:
- Kaart van het arrondissement Breda, provincie Noord-Brabant (1842). Collectie kaarten en tekeningen van het Rijksarchief in Noord-Brabant, ca. 1500 – ca. 2000.
- M. Mijnssen-Dutilh; het Eemmoeras en de ontginning van Bunschoten en Eemnes in de Waterschapskroniek Vallei & Eem 777-2011. Tijdschrift voor Waterstaatsgeschiedenis 23 (2014) 1, 17-38.
- M. Schönfeld: Nederlandse waternamen (1955).
- G. van Berkel & K. Samplonius (2018), Nederlandse plaatsnamen verklaard (2018).
- Kees Nieuwenhuijsen http://www.keesn.nl/ewaadamorem
- www.regionalelandschappen.be/assets/afbeeldingen/rl-noordhageland/Publicaties%20-%20Aan%20de%20slag/RLNH%20ABC%20Demervallei%20Brochure_low.pdf
- W.H. Cornelissen, Toponiemen Veghel, Uitgaven gemeente Veghel (1998).
- J. F. Niermeyer, Het Midden-Nederlands rivierengebied in de Frankische tijd, Tijdschrift voor Geschiedenis, 66, 1953, 145 – 169.
- Mr. P.W. Alstorphius Grevelink, Statistiek van de Provincie Drenthe (1844).
- Chr. Buiks, Laatmiddeleeuws landschap en veldnamen in de Baronie van Breda ( )
- Inventaris van het archief van het Dorpsbestuur Moergestel, 1301-1814
- J. B. van Loon, Water en waternamen in Noord-Brabants Zuid-West hoek (1965).
Gemert ‘Nat land op de oever van een samenstromingsgebied van waterlopen.’
Zie GH-2020-03 De naam Gemert in taalkundig perspectief.
Ik denk dat Gemert een collectief is van Emer. Ik heb daar eerder al op gewezen, maar nooit echt een reactie op gekregen.
Zou u daar nog eens naar willen kijken.