Beeknamen zijn ontstaan in de middeleeuwen (ca 1000 n. Chr.) uit het Germaanse woord baki (Duits=bach, Engels=beck/brook). Het is een woord dat wordt gebruikt voor een natuurlijke stromende waterloop, kleiner dan een rivier. Het is in grote delen van Duitsland, het oosten en zuiden van Nederland en in Belgiƫ algemeen. Beek heeft in algemeen gebruik een deel van de oudere Aa-namen verdrongen.
De oudste Nederlandse vermelding van een beek-naam is die van de voormalige Lauerszee, vroeger een kustrivier met de namen Laubaci, Laubachi en Laubeci (9e eeuw). In oude Nederlandse handschriften komt het woord ook voor als becca (1152) of bece (1228). Oude beeknamen worden zeldzaam gevonden in oorkondeboeken en dan vooral als plaatsnaam. Zo heet Hilvarenbeek in 1285 nog gewoon Beke. Het totale aantal gevonden historische namen bedraagt ongeveer 40, ook modern zijn de beeknamen zeldzaam.