De Ledeackerse Beek vormt samen met de andere oostelijke peelbeken nu het stroomgebied van de Lage Raam, die bij Grave als Graafse Raam uitmondt in de rivier Maas. De Ledeackerse Beek ontspringt in de ontgonnen Sint-Anthonispeel en de broekgronden ten zuiden van de Ullingse Bergen.
Plaatsbeschrijving
Ledeacker (Lekeren, Leecke)
Ledeacker werd tot in de 18e eeuw ‘Op het Leecke’ genoemd. Pastoor Arnoldus van Verseveld van Sint-Tunnis schreef in 1640 in het zielboek van de parochie: Jacob Jans Barten, custer op het Leecker obijt (= hij is gestorven). De oudste vermelding van Ledeacker is in 1427 als Lekeren later meestal Leeke of Leecke. In de oudste vermeldingen van het dorp staat de Sint-Catharinakapel centraal. In 1414 voor het eerst genoemd als Sent Kathrijnen in de Broick (Capella in Pelude) en kort daarna ook als Sint Katrerine in Lekeren. De overeenkomstige betekenis van broek en leek (synoniem voor moeras) is hier nog zichtbaar.
Vanaf begin 18e eeuw (1725) komt de naam Ledeakker in beeld, maar tot ver in de 19e eeuw blijft in de spreektaal en op kaarten Op’ t Leecke domineren. Er van uitgaande dat de plaatsnaam is afgeleid van de moerasnaam ‘leek’ dan is de 19e eeuwse vermelding ‘Leekersbroek’ zeker niet oorspronkelijk, maar opnieuw afgeleid van de naam van het dorp. Immers er is op dezelfde kaart ook sprake van een Leekersheide. Het Leekersbroek behoorde wel van oudsher (13e eeuw) tot de gemeynt van het dorp Op’ t Leecker.
Leek-namen zijn in Brabant zeldzaam en waarschijnlijk ook al zeer oud. Vergelijkbare situaties kan met vinden tussen Boerdonk en Helmond (polder Leek) en bij Heinsberg (D) de plaatsnaam Leick/Lieck/Leeck (ouder als watermolen en hof Lieck behorend bij kasteel Oberlieck, 1322). Alle voorbeelden betreffen zeer oude broek-ontginningen. In de oorspronkelijk betekenis is leek als moerasnaam bijna volledig verdrongen door broek (broik, bruoc, bruec, brok).
Het is niet ongebruikelijk dat dorpen van naam veranderen. Toch is de ontwikkeling van Op’ t Leecker naar Ledeacker wel bijzonder. Immers lei/lede zijn afgeleid van het werkwoord leiden, terwijl leek is afgeleid van het werkwoord lekken. In gebieden (Holland, Friesland) waar zowel lede als leek wel algemene waternamen zijn, komt leek voor naast lede. In Brabant zijn laak en lei meer gangbaar. Mogelijk speelt hier de invloed van ‘Hollanders’ mee die in de 14e eeuw door de heer van Cuijk naar de regio werden gehaald, ter ontginning van broekgronden. Zie de beschrijving over het ‘Hollanderveen’ in het artikel over Raam.
Een mogelijke verklaring voor de naamsverandering is dat de betekenis van leek niet meer door de bewoners werd herkend en vervangen door een nieuwer woord lei/lede, in de betekenis van een ‘geleide watergang’. Op de Tranchotkaart (1803-1820) staat de beek als Lieackersche Beek, een indicatie dat de verschuiving via een ‘ie’ klank heeft plaatsgevonden. In het dialect nu nog Liejèkker. De jongere toevoeging – akker (acker) past in de grote verspreiding van akker in namen van dorpen en buurtschappen in Brabant. Naast Ledeacker b.v. ook; Laarakker, Houtakker, Heesakker, Hilakker, Overakker. De Betekenis van akker was oorspronkelijk; gemeenschappelijke landbouwland (gemene akker) bij een nederzetting. Later is de betekenis verschoven naar een individueel perceel grond.
Zie voor een algemene beschrijving de artikelen Laak, Leek, Lei, Lede.
Bronnen
- van den Brand & H. Douma: Land van Cuijk 33 dorpen en één stad; de wordingsgeschiedenis en historische schets van de stad Grave en de drieëndertig dorpen van het Land van Cuijk. Historische Kring Land van Cuijk. Boxmeer (2002).
- J. van Duijnhoven: 200 jaar op ’t Leecke. De geschiedenis van Ledeacker 1798-1998. Ledeacker (1998).
- Schönfeld, Nederlandse waternamen. Amsterdam: N.V. Noord-Hollandse Uitgeversmaatschappij, 1955.
- http://www.oudzijtaart.nl/Reconstructie%20van%20Veghel/Heuvel/Heuvel%20toponiemen.html
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Ledeacker
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Lijst_van_steden_en_dorpen_in_Noord-Brabant