Naast Kil ook in de varianten; Kille, Kel, Keel, Kelle.
Schönfeld (1955) noemt kil/kille/keel/kelle in eerste instantie een diep natuurlijk water tussen de zandbanken in buitendijkse gronden en langs de benedenrivieren. Kil is synoniem met andere waternamen zoals; geul, kreek, zwin, vlei, keen, slufter, (stroom)gat die allen geul aanduiden. Keel wordt ook gebruikt als duiding voor een natte laagte (duinpan) in de duinen.
De waternaam Kil komt voor in de kuststreek vanaf Noord-Frankrijk (Calais) tot aan Zweden. In Noord-Brabant zowel aan de Scheldemonding als in de Biesbos. Door inpoldering liggen de meeste killen nu binnendijks. Voor de kust van Schouwen werd in de 16e eeuw ook de vorm keel gebruikt voor een (scheepvaart)geul voor de kust. In combinatie met sluis- (zoals in sluiskil) komt het voor als uitwateringsgeul van een sluis, ook aan de landinwaartse zijde. Dat sluiskil het gangbare woord werd voor de uitwatering via een sluis door een waterkering, blijkt uit een provinciaal overzicht van waterschappen in Noord-Brabant uit 1840. Hierin wordt de uitmonding van de rivier de Raam bij Velp sluiskil genoemd; eene stenen sluis op de sluiskil van de Polder van Mars (Buijks, 2016).
In de vormen (kel, kelle, keel, kiele, kille, kele) komt deze naam ook verder landinwaarts voor, dan meestal een laagte of rivierdal aanduidend. Het woord lijkt daar ook zeer oud omdat het al zeer vroeg (vòòr 1000) in plaatnamen is opgenomen. De etymologie is onzeker, mogelijk verwant met ‘keel’ (nauwe mondopening). Engels kill, Deens kilde, Zweeds käld.
Kempenaars e.a. (2018) noemt kelle/keel als waternaam voor een geul die het water aanvoert naar een watermolen. Voorbeelden zijn: Kelle plaatsnaam bij Sint-Pieters-Woluwe (1350); Kelle ‘aan de kelle op de molen coutere’ en ‘totter kellen van dien voerghesegheden vliete totter nedersten ebbe vander Rupenen’ te Zellick (16e eeuw) en Kellegracht (oude naam voor de Fleurbeek bij Ukkel). In Noord-Brabant is de Kellebeek bij Roosendaal de enige waarneming. De aanwezigheid van een historische watermolen wordt hier vermoed maar is niet aangetoond (‘molenvloed wordt daar als toponiem aangetroffen, Van Loon, 1965).
Keel wordt ook regelmatig aangetroffen in de betekenis van aanvoersloot (pijp) van een eendenkooi. Van den Bergh (2004) noemt kilspit (kielspit) in de betekenis van een gegraven ondiep V-vormige geultje om overtollig water van het land te laten lopen, of als grensafscheiding. Als in Kilspit een akkerperceel bij Wouw. In de 19e eeuw nog algemeen in gebruik bij heideontginning, landaanwas en dijkaanleg.
Zie ook het artikel onder de waternaam Kalie.
Rivierbeschrijvingen
Aan de Scheldemonding; Sluijs Kille (Ossendrecht), Schipperskille (Ossendrecht), Sluijskille van den Inckelen Noordt (Woensdrecht), Sluijskille van Prins Carles polder (Woensdrecht), Hildernisse Kille (Bergen op Zoom), Binnenkil van den Vijdtpolder (Ossendrecht), Noordkil (Ossendrecht), Sluijskil (Steenbergen). In de Biesbos; Bleeke Kil of Oostkil (Hank), Bakkerskil (Werkendam), Bruine Kil (Werkendam), Westkil nu Nieuwe Merwede (Werkendam). Zie ook de kaarten van Cruquius (1730)
De Keel is een geul voor de kust bij Schouwen. Bron: Kaart van Zeeland tot Kleef (1747)
Historische veldnamen met Kil
Oude historische bronnen en veldnamen (van voor 1500) met kale in de betekenis van kanaal ontbreken, omdat het een relatief jonge waternaam betreft. Anders is dit voor kil en keel dat ook in Noord-Brabant regelmatig als plaats- veldnaam wordt aangetroffen, zoals in de plaatsnaam Keldonk (Keeldonc, 13e eeuw) aan de rivier de Aa. Ook in het eerder genoemde Kilspit als toponiem nabij Wouw. Als Keelven bij Someren en de Keel bij Meerveldhoven (De Bont 1969). Voor diverse akkernamen wordt meestal een verklaring voor de etymologie gezocht in de vorm van het akkerperceel en niet in de ligging.
Geraadpleegde bronnen
- Bram Vannieuwenhuyze, met medewerking van Paul Kempeneers, Karel Leenders et Vic Mennen: Brusselse waternamen (2018).
- Jan Luyssaert: De waternamen Leie, Kal(ne), Kalle, Kaandel voor de bovenloop van de Durme in het Meetjesland en het land van Nevele. Tijdschrift van de heemkundige kring Het land van Nevele (2002).
- P. de Bont: Dialect van Kempenland (1969).
- N. Bakker: Lexicon van het Nederlandse landschap (1993).
- Kempenaars, K. Leenders, V. Mennen, B. Vannieuwenhuyze: De Vlaamse waternamen, verklarend woordenboek deel 1 (2016) en deel 2 (2018).
- van den Bergh: Verdeeld land. De geschiedenis van de ruilverkaveling In Nederland vanuit een lokaal perspectief, 1890-1985 (2004).
- F. Beekman: De Kop van Schouwen onder het zand : duizend jaar duinvorming en duingebruik op een Zeeuws eiland (2006).
- M. Schönfeld: Nederlandse waternamen: Amsterdam (1955).
- H. Buijks: Oud sluisje bij Keent ontdekt. In tussen Maas en Erfdijk (2016)
- B. van Loon: Water en waternamen in Noord-Brabants Zuidwesthoek (1965).
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Kaliebeek
- K. de Flou: Toponiemen uit de provinciën Antwerpen en Brabant (1925).
- W. Schuermans: Algemeen Vlaamsch idioticon (1883). https://archive.org/details/algemeenvlaamsc01schugoog/page/n180
- http://www.etymologiebank.nl/trefwoord/kil1
- https://nl.wikipedia.org/wiki/Bleeke_Kil
- https://www.uu.nl/bijzondere-collecties-universiteitsbibliotheek-utrecht/collecties/kaarten-en-atlassen/regionale-kaarten/kaart-van-de-merwede-door-cruquius