Naast lei ook ander schrijfwijzen en verschijningsvormen, zoals; ley, leij, ley, leike, leiding, leie, lee, lede, laai, geleid, leisloot, leistroom, leibeek, leigracht, leigraaf, waterleiding.
Lei is in Noord-Brabant een veel voorkomende waternaam, die zich vooral in de omgeving van Tilburg ook als soortnaam heeft ontwikkeld. De schrijfwijze varieert sterk door lokale variatie. Historisch is de vorm met een korte ei de juiste schrijfwijze (zoals in Oude Lei). In Vlaanderen en westelijk van Tilburg is de officiële benaming nu Lei. Oostelijk van Tilburg is de officiële schrijfwijze nu Leij. De regionale uitspraak is met een lange ‘aa’ (zoals in laai). In het stroomgebied van het riviertje de Reusel komt laai nog plaatselijk voor als veldnaam, niet meer als waternaam.
In Noord-Brabant is de vorm ‘lede’ grotendeels verdrongen door lei. Er zijn 4 waarnemingen; Ledeackerse beek (Ledeacker), historische in Dribbelede, de huidige Dribbelei (Gemert), Oude Lee (Tilburg) en Leede, een oude benaming voor de Roosendaalse Vliet.
De waternaam leide/leie/lei wordt door Wijnen verklaard uit het Keltische woord ‘Legaim’ in de betekenis van stromen. Deze oude vorm ‘Legia’ is terug te vinden in de Gentse rivier de Leie, super fluvium Legia (a. 941) en fluminium Scaldis et Legie (a. 650).
Schönfeld kiest voor de Nederlandse waternamen voor de Oud-Germaanse betekenis ‘Laidu’ met de modernere vormen; Lei, Lede, Leide, in de betekenis van leiding of geleid water. Mogelijk hebben de betekenissen wel eenzelfde Indo-Germaanse oorsprong. De Gentse vorm is echter veel ouder (Keltisch) dan de Germaanse. In Noord-Brabant zijn de lei-namen pas ontstaan vanaf 11e eeuw en worden algemeen vanaf de 13e eeuw. Lei is als eerste lid ook aanwezig in samenstellingen zoals; leisloot, leistroom leibeek, leigracht en leigraaf die vooral in Vlaanderen talrijk zijn (omgeving van Brussel). In Noord-Brabant zijn deze samenstellingen zeldzaam, zoals in Leijgraaf (Uden en Gemert).
De toename van de lei-namen valt samen met de bevolkingsgroei in de middeleeuwen. Die ging gepaard met een grote toename van het aantal gegraven wateren, gegraven ter ontwatering van de natte woeste gronden. Het heeft de betekenis gekregen van waterleiding een vervorming van “leid-aa” (geleid-water). Een complex gronden te Leende op de plaats waar Buulder Aa en de Strijper Aa samen komen heet in de 15e eeuw nog Geley Aa of Gleejao. Zo ook in die Permoensbeempt in die Ghelada naast die Aa (Leende, a. 1429).
Als tweede lid komt lei voor in waterleiding. Waterleiding is in de moderne betekenis vooral het buizenstelsel waarmee drinkwater wordt getransporteerd. Tot in de 20e eeuw was het een algemene aanduiding voor waterlopen. Nu sporadisch nog als eigennaam zoals in Laarakkerse Waterleiding (nabij Beers).
Lei/leij wordt vanaf de 17e eeuw in de omgeving van Tilburg zo algemeen, dat het zich daar heeft ontwikkelt als een soortnaam. Het verdrong er de namen van veel natuurlijke wateren. Namen als Aa, Run, Stroom, Nemer, Hilver en Raam worden vervangen door moderne namen waaronder; Rovertse Leij, Poppelse Leij, Zandleij, Broekleij, Beekse Lei, Oisterwijkse Leij, Oude Lei en Nieuwe Leij.
Rivierbeschrijvingen
(1)
(2) Dribbelei (Gemert)
(3) Beekse lei (Hilvarenbeek)
Historisch naam voor het huidige Spruitenstroompje. Zie voor meer informatie onder de artikelen Spruitenstroompje en Hilver.
(4) Zandleij (Tilburg, Udenhout, Cromvoirt)
Historische namen voor dezelfde waterloop zijn; Santleij, Leistroom, Leibeek, Hooge Leij, Run, Gemeijnen Waterlaet.
De naam Zandleij komt historisch niet voor, de oudste bronnen spreken over een Gemeijnen waterlaet. Onder Udenhout droeg de waterloop de naam Leistroom of Leibeek. Pas in 1657 vinden we in een “Staat van bruggen en schoren” een specifiekere aanduiding; “de Runtschotse brugh over de Leijstroom genaamd de Hooge Leij off Santleij”. In een “Staat van binnen- en hoofdriviertjes” uit 1848, opgemaakt voor het Provinciaal Bestuur wordt de naam Zandleij toegepast voor het deel vanaf de samenvloeiing met de Broekleij. Pas de vorige eeuw is het waterschap de naam gaan gebruiken voor zowel het waterschap als die van de gehele rivier.
Vanaf de 13e eeuw is er in het stroomgebied van de Zandleij al sprake van stabiele maar primitieve bestuursvormen die overeenkomen met die van het huidige waterschappen. Zo zijn in de archieven al in de 13e eeuw documenten te vinden over ‘leimeesters’ in Udenhout. Deze bestuurders waren belast met het toezicht op de aanleg, het beheer en onderhoud van waterlopen en dijken.
Op 3 juni 1600 verschenen ten huize van Jan Joachims van Esch in Oisterwijk een achttal oudere mannen om op verzoek van de borgemeesters van Udenhout en Berkel een verklaring af te leggen over de schouw van de Lei, naar aanleiding van een klacht van de ingezetenen. Deze personen verklaarden;
“dat binnen Udenhout ende Berckell altijt is geweest een oude costume (gebruik) ende usantie (gewoonte), dat die gemeyne nabueren van Udenhout ende van Berckell hebben onder malcanderen geordineert ende gecommitteert twee nagebueren van Udenhout ende eenen nabuer van Berckell, die zij noemden leimeesters, dewelcke drie nagebueren altijt hebben begaen ende bescauwt den leistroome, met alle toebehoorten, loopende doir Udenhout totte Runserse (Runsvoortse) brugge toe, nae ouder behoorten ende den nagebueren aldair beschauwt ende die bruecken onder mallcanderen hebben doen betalen ende daarvoor geexecuteert ende gepant hebben”.
(5) Bavelse Leij (Bavel-Breda)
De Bavelse Leij is een beek in het stroomgebied van de Mark. Een deel van de beek noemt men ook Geersbroekseloop. Uit het Ulvenhoutse bos komt nog het Leike dat gevormd wordt door de Broekloop en de Winkelrijt. De beek wordt hogerop gevormd door vele kleine waterlopen in het gebied tussen Bavel, Gilze en Rijen. De belangrijkste hiervan zijn de Broekloop en de Leeuwerikloop. Deze laatste ontvangt ook water uit de Zeebliekloop en de Burgtseloop. Ten noorden van Ulvenhout mondt de Bavelse Leij bij de Bierberglaan uit in de Mark.
(6) Molenleij (Ginneken-Breda)
De Molenleij is een beek in het stroomgebied van de Mark. Oude namen zijn Molenley en Molenvloed. De loop van de Molenleij is de afgelopen 200 jaar voortdurend omgelegd en vergraven. De Molenleij zou een in de 13e eeuw gegraven water zijn als aftakking van de Rulle, met als functie om een watermolen aan de Ginnekenweg te voorzien van water. Begin jaren 60 is de monding verlegd van het Ginneken naar het Wilhelminasingel, ter hoogte van het Florijn College. Op onderstaand kaartje uit 1815, vloeien diverse zijstromen van de Molenleij samen. Dit zijn de gegraven Dorstse Leij, de Molenschotse Leij afkomstig uit het gebied van de huidige Vliegbasis Gilze-Rijen en Gilzewouwerbeek. Alleen deze laatste heeft een natuurlijk beekdal dat tot aan Gilze reikt.

Bron: Breda Binnenste Buiten www.bredabibu.nl/a2016-molenleij
(7) Rovertse Leij (Hilvarenbeek, Goirle)
De Rovertse Leij is een moderne 19e eeuwse benaming die is afgeleid van het buurtschap Roovert. Het ligt ten zuiden van Goirle (gemeente Hilvarenbeek) op de landsgrens met België, nu onderdeel van het landgoed Gorp en Roovert. De oudste vermelding Roevoert (1404) in de betekenis van rode-voort, een doorwaadbare plaats in het riviertje dat toen als Aa werd aangeduid. De historische naam van de Rovertse Leij is Gorep (Goor-apa) in de betekenis van het bruine water. Deze waternaam is overgedragen aan het buurtschap Gorp (Gorop, Gorpe, Goerp.
(8) Waterlei (Heeswijk-Dinther)
In 1612 klaagden de dorpsbesturen van Uden, Veghel en Nistelrode tegen die van Dinther bij den Stadhouder te ‘s-Hertogenbosch wegens een verstopping van de Waterlei, thans bekend onder de naam Leigraaf. Ingezetenen van Dinther hadden ter plaatse van de Jeukdijk twee ‘hoofden’ in de Waterlei gelegd waardoor de loop des waters zeer gestremd werd. Het dorpsbestuur van Dinther werd bij vonnis veroordeeld de hoofden te verwijderen en den Leigraaf te verbreden van 14 naar 19 voeten (H. Sluijters, 2008).
(9) Leijgraaf (Gemert)
(10) Leijgraaf (Uden)
Historische veldnamen met Lei
(1) Ghelada, Geley Aa, Gleej-Ao (Leende)
In Bossche Protocollen wordt een complex gronden in de buurt van de samenvloeiing van huidige Buulder Aa en Strijper Aa nabij Leende; Ghelada, Geley Aa of Gleejao genoemd (1430). “Henrick die Meester zoon wijlen Henrick die Meester gehuwd met Lijsbethdochter wijlen Aert Permons heeft opgedragen aan Reymbout Naets 1/7e deel in die Permoensbeempt in die Ghelada naast die Aa” .
In het Cijnsboek van Cranendonck (1590) wordt eveneens gesproken over Gleej-Ao, later ook als Gemeijne Aa. Beide namen drukken het in coöperatief verband vergraven water aan. Glee kan volgens Philippa e.a. (2003-2009) ook duiden op glijden, bewegen, maar in deze context is verlegd, nieuw gegraven (in de betekenis van een geleid water) meer aannemelijk.
Geraadpleegde bronnen
- Breda Binnenste Buiten www.bredabibu.nl/a2016-molenleij
- Breda Binnenste Buiten www.bredabibu.nl/a2017-bavelse-leij
- A.J. van der Aa: Geschiedkundige beschrijving van de stad Breda (1845).
- J. B. van Loon: Water en waternamen in Noord-Brabants Zuid-Westhoek (1965).
- Registers van de Hollandse grafelijkheid 1299-1345
http://resources.huygens.knaw.nl/registershollandsegrafelijkheid/oorkonde/ZH_232 - H. Sluijters (2008): Bewerking van 19e eeuws handschrift door A. van Hoogstraten; Aantekeningen op het Land van Ravenstein, oudtijds het Land van Herpen Genoemd (2008).
- www.breda-oost.nl/pdf/HeusdenhoutHistorie/2017-01.pdf