Vlier

      Geen reacties op Vlier

Als waternaam komt Vlier in Noord-Brabant voor in Deurne, als Vliertse Wetering bij Den Bosch en als Vliert Wetering bij Genderen. In Vlaanderen en op diverse plaatsen in Oost-Nederland als Vlierbeek, Flierbeek of Vledder-Aa. Naast vlier worden de volgende schrijfwijzen aangetroffen; vlier, flier, flair, vleer, vlaar, vlerk, vlieder, vledder, vladder, fledder, fladder.

Hieruit zijn ook vele polder- en plaatsnamen ontstaan. In Noord-Brabant het dorp Vlierden (Deurne) en de buurtschappen Vlierd (Vught) en Vlerken (Lierop-Someren). Daarnaast als naam van een polder De Vliert (de Wei-Vliert, Vliertwijk) tussen Den Bosch en Rosmalen en Vlierd onder Vught. Bij Oijen als veldnaam en straatnaam. Ook in de omgeving Breda (Princenhage) en Heusden (Herpt, Heesbeen, Genderen) komt Vliert/Vlierd eveneens voor als perceel- en poldernaam voor.

Vliergronden zijn in de Middeleeuwen ontgonnen moerasbossen op een venige ondergrond, die daarna in gebruik werden genomen als weide- of hooiland.  Attestaties worden aangetroffen vanaf de 8e eeuw en later overgedragen van land naar water. Vlier wordt in de literatuur vermeld voor in de volgende betekenissen;

  • Overgang van moerasveen naar hoogveen
  • Moerassig weiland met een dunne veenlaag
  • Beekbezinking en broekgronden in beek- en rivierdalen

Bakker en Edelman-Vlam (1976) omschrijven vlierveengronden als een bodemtype dat ontgonnen en ontwaterde gronden omvat, met een niet of weinig verweerde veenbodem, of gedeeltelijk afgeveend veen met restveen. Meestal zijn deze gronden in de historie afgebolsterd. Vlier-namen zijn zeer talrijk in Drenthe en Overijssel, maar komen ook voor in Utrecht, Gelderland, Groningen en Noord-Brabant. In Belgie wordt vlier aangetroffen in Vlaams-Brabant, Vlaams-Limburg en Oost-Vlaanderen.

Borsen (2012) beschrijft de vlier/flier toponiemen voor Drenthe en Overijssel, waar ze zeer  talrijk voorkomen in de betekenis van ‘groenweiden op een dunne veenlaag’. In het dal van de Overijsselse Vecht en de Schipbeek behoorden ‘vlieren’ zoals het Junnervlier (1693) historisch gezien tot de meest waardevolle weidegronden van het gebied. In Drenthe op diverse plaatsen in het dal van de Regge. In Gelderland in de stroomdalen van de Eem (Barneveld, Lunteren), nabij de Berkel, in de Waalpolders bij Driel en aan beide oevers van de IJssel bij Gorsel en Twello. De geomorfologische overeenkomsten tussen de locaties zijn groot en passen bij de moerassige weidegebieden rondom Den Bosch, Vught, Deurne en Vlierden.

Etymologie

Vlier lijkt een oud ontginningswoord te zijn. Eén van de vroegste vermeldingen is te vinden in de Latijnse vorm voor het Brabantse dorp Vlierden Fleodrodum (721, aangetroffen in een schenkingsakte aan de kerk van Bakel. Hier in de betekenis van ‘ontginning van een moeras(bos) tot weiland’.

Vlier kan dus worden gezien als verkorting van oorspronkelijk een samengesteld woord , waarbij het eerste woorddeel afkomstig uit een brede familie van waternamen met de indg. basis *pleu/plew in de betekenis ‘stromen’. Volgens Schönfeld (1955) luiden de middeleeuwse vormen Fleo en Fli, waaruit zich o.a. de volgende waternamen hebben gevormd; vliet, vleut, vloed, vlier en vloer. In betekenis staat vlier dicht bij vloed in de betekenis van ‘land dat wordt overstroomd’. In de oudste vormen komt naast vlier(t) ook vlieder(t) voor. Het -t suffix is onduidelijk. Het kan een restant zijn van rote/rodum in de betekenis ‘ontginnen/rooien’ of duiden op ‘een verzameling van’ in dit geval ontgonnen moeras/weiland. 

Niet uit te sluiten is dat een aantal vlier-namen afkomstig is van de boomsoort vlier, zoals genoemd door Van Berkel & K. Samplonius (2018) en De Vaan (2013). Hoewel de etymologie overeenkomstig is, mag op basis van de zeer natte omstandigheden van deze veenbodems niet worden verwacht dat hier vlierbossen kunnen groeien. De term ‘vlierbos’ wordt meestal gebruikt voor een solitaire struikachtige bosschage. Hekket (1969) verklaard voor de omgeving Tubbergen de naam Fletharrothe (933-966) als ‘gerooid vlierbos’. Evenals bij het Noord-Brabantse Fleodrodum zal rothe/rode duiden op het ‘ontginnen van een moeras(bos)’ en niet letterlijk op het ‘rooien van een vlierbos’.

Rivierbeschrijvingen

(1 ) Vlier, Vlierden (Deurne)

De Vlier of Bakelse Aa ontspringt ten oosten van Deurne uit de Peel en vormt met de Kaweiseloop en de Oude Aa de Bakelse Aa. De Vlier drijft te Deurne een watermolen aan die historisch onderdeel uitmaakte van het Klein Kasteel.  Voor zover bekend wordt het toponiem vlier slechts één keer genoemd in 1570, als gebiedsaanduiding voor een stuk grond in het beekdal bij Kerkeind (Spamer, 2010). De riviernaam zelf is waarschijnlijk 19e eeuws. In historische attestaties wordt de rivier met (Bakelse) Aa aangeduid. Nabij gelegen in het stroomgebied van de Oude Aa, het dorp Vlierden. De vroegste (Latijnse) vermelding van Vlierden is Fleodrodum (721). Zie ook onder de algemene toelichting van vlier.

Afbeelding: Watermolen op de Vlier (1387). Huidig gebouw is uit 1690.

(2) Vlierd, Vliert (Vught)

Attestatie uit 1400 afkomstig uit het archief van de Commanderij Duitse Orde in Vught ‘In domo inhabitationis dicte testatricis sita in dicta parochia de Vught Sancti Petri scilicet in die Vliert’. Het betreft een oud buurtschap en dorpspolder ten zuiden van de huidige kern van Vught. Zeer natte weidegronden die, voor de bedijking in de 14e eeuw, onder invloed stonden van inundaties van de Dieze en de Maas. In het natte gebied werden diverse kastelen en landgoederen gebouwd, waaronder Leeuwenburg en Reeburg, waarbij de ‘vlierden’ als parkweide bleven gehandhaafd. Modern bewaard in de straatnamen; Hoge Vliertstraat en Lage Vliertstraat.

Afbeelding: Hoge- en Lage Vliertstraat op de Tiendkaart van Vught, Datering: 1772-1773, Auteur: Hendrik Verhees. Bron: BHIC.

Afbeelding: Huize Reeburg te Vught, met Vlierd (1846). Kaart van een gedeelte van de kadastrale secties B en C van de gemeente Vught, vervaardigd in verband met de onteigening van percelen ten behoeve van de aanleg van vier lunetten voor het verschanste legerkamp Koning Willem II bij Vught. Bron BHIC.

Afbeelding: Huize leeuwenburg te Vught, met Vlierd. De oudste vermelding van Leeuwenburg stamt uit 1543. Het kasteel is dan verwoest, maar in 1589 beschrijft Philips, baron van Leefdael zijn ‘Beschrijving van de Meierij van ‘s-Hertogenbosch’ het als een hoog, stenen huis omringd door een gracht.

(3) Vliert, Weivliert (’s-Hertogenbosch)

Voormalige poldergebied op het grondgebied van Rosmalen (Hintham) en ’s-Hertogenbosch. De ontwatering van de polder vond voorheen plaats via de Vliertse Wetering, die net buiten de Oosterpoort van de stad uitmondde in de Oude Dieze bij Orthen. Nu opgegaan in het stedelijk gebied van ’s-Hertogenbosch. Het gebied werd door de Orthense Maasdijk gescheiden van de Beerse Maas, waardoor een binnenpolder ontstond. Bijzonder is de vermelding Wei-Vliert voor de meest natte (en niet verkavelde) gedeeltes van de polder die als geheel ook de naam Vliert draagt.

Afbeelding: Gedrukte kadastrale overzichtskaart van de Polder het Erdveld en de Vliert, rechtsboven de niet verkavelde gronden van de Wei-Vliert (1858). Bron: BHIC.

(4) Vliert/Vliedert (Heusden, Heesbeen, Herpt, Genderen, Vlijmen, Drongelen)

Voor de aanleg van de Bergse Maas vormde het gebied tussen Heusden en Genderen een uitgestrekt gebied met natte weilanden en polders in de bedding van het Oude Maasje. De kleine dorpen lagen op de oeverwallen van de Oude Maas en waren al voor de afsluiting van de Oude Maas omstreeks 1273 bewoond (Braams, 1995). De vliergronden betreffen de waarschijnlijk iets later ontgonnen en lager gelegen komgronden nabij de dorpen. In oude attestaties komen de namen Vliert (Genderen, 1438), Grote Vliert (Drongelen, 1474), Vlydert (Heesbeen, 1359) en Vliert Polder (1900) regelmatig voor. Nu nog als veldnaam Vlierd ten zuiden van de Bergse Maas bij Heesbeen en als Vliert-Wetering bij Genderen.

Bij Vlijmen De Vliert een gebiedsnaam en de naam van een weteringen in de voormalige Hamsche polder waar Zandleij en Loonse vaart samenvloeiden. Nabij onder Deuteren en Cromvoirt een wetering de Grote Vliert, de gemeijnte off Groote Vlierdt (1696).

(5) Flieren/Vlieren/Vlieder (Princenhage, Breda)

Ook op de plek waar Aa of Weerijs, Bijloop en Turfvaart samenvloeien wordt vlieren als een  gebiedsaanduiding gebruikt voor weide- en moerasland (Buiks, 2018). Hij noemt ‘Drie stucken beemden, 2¼ bunder: de Vlieren tuschen de Bie-en de Oude Meulenbrugge’ (1601). Zo ook ‘Weyde inde Vlieren aen wedersijden vanden Bieloop oft Torffvaert’ en ‘een parthye weyden: de Flieren, twee bunder by d ‘Oude Molenbrugge, noort de Herbaen (1662). Als persoonsnaam wordt Vlider in de omving Breda al in 1295 genoemd. Ook zuidelijker langs de Aa of Weerijs nabij de Houtbrugge ‘Vander Scepvoert bi de Overaasche vondere, comende nederwaert totter Vlieder’ (1422) en ‘Weyden oft beemden in de Flieren omtrent de Houtbrugge’ (1614).

De naam Oude Molenbrug wordt voor het eerst vermeld in 1662. De watermolen zelf is echter onbekend. In 1878 heet deze brug nog steeds de Molenbrug, later Witte brug, nu Oranjeboombrug. Ook iets verder bovenstrooms op de Aa of Weerijs bij Leengoed Ter Houte heeft mogelijk een watermolen gestaan. Buiks (2018) geeft de ligging van de flier-toponiemen goed weer op de kadastrale kaart van 1824. Van iets jongere datum is Ruijsenaars watermolen of Hoge Molen (1321), echter ook deze molen verdween toen in 1563 de Grote Watermolen aan de vestinggracht gebouwd. Een nieuw kanaal tussen Aa of Weerijs en de Mark voorzag deze molen van water uit beide rivieren, waarbij deze tevens profiteerde van de getijdenwerking.

Afbeelding: Toponiemen van Boeimeer op het kadastraal minuutplan Boeimeer sectie/blad I1 uit 1824. Bron: https://erfgoed.breda.nl/downloads/

(6) Vlerken (Someren)

Oudste vermelding; Ulederacken (13e eeuw) Vedderakker (1328), in loco dicto vladeracken (1381), Vladderaken (1848), Vlerken (1848). Oude moerasontginning in het beekdal van de Kleine Aa, met nederzetting en watermolen, op de grens van Lierop en Someren. Het tweede woorddeel -acken kom niet van ‘akker’ maar is van oorsprong een Gallo-Romeins achtervoegsel –iacus, dat overeenkomt met het Germaanse achtervoegsel -heem ‘woonplaats’.

(7) Flier (Oijen)

Historisch als veldnaam, voor een gebied met zeer lage komgronden ten oosten van Oijen, nu nog levend als straatnaam.

(8) Vliertwijk (Rosmalen)

Gebiedsnaam in de ‘Binnenpolder van Bruggen’ bij Kruiswijk (‘s-Hertogenbosch). Ook als straatnaam Vliertschestraat van Kruisstraat naar de Oude Baan. Modern als Vliertwijkschestraat.

Buiten Noord-Brabant

Hieronder nog enkele moeras- en waternamen buiten Noord-Brabant, die omwille van de compleetheid van dit artikel worden vermeld;

(7) Flierbeek (Leusden)

Flierbeek/Vlierbeek, bovenloop van de Barneveldsebeek, mondt uit in de Eem. Genoemd nabij Klein Honthorst (1634). Bron: Utrechts Archief.

Afbeelding: Klein Honthorst (Leusden) met de Flierbeek (1634) Bron: Utrechts Archief.

(8) Fliertsebeek (Ederveen, Renswoude)

Fliertsebeek, bovenloop van de Lunterensebeek, mondt uit in de Eem. Ook als buurtschap ‘de Fliert’. Bron: gemeentearchief Ede.

(9) Fliert (Twello, Bussloo)

Fliert, mondt uit via de Terwoldse Wetering Zuid op de linkeroever uit in de IJssel. Bron: waterstaatskaart.

(10) Fliederbeek (Gorsel, Eefde)

Fliederbeek, mondt op de rechteroever uit in de IJssel. Bron: waterstaatskaart.

(11) Vledder-Aa (Vledder)

Vledder-Aa, bovenloop van het Steenwijker Diep.

(12) Vlierbeek (Goor

Vlierbeek, ontwatert het Stokkumer Vlier, mondt uit in de Regge ten zuidwesten van Goor (1872). Bron: HCO.

(13) Hammer Vlierwetering (Ham, Ov.)

Bron: Waterstaatskaart  Coevorden-3 (1873).

(14) Vlierwaterleiding (Achterveld, Dalfsen, Ov.)

Watergang gegraven ter ontginning van het Dalmsholtervlier. Bron: Waterstaatskaart  Coevorden-3 (1873).

Historische veldnamen met Vlier (buiten Noord-Brabant)

(15) Vledder (Meppel, Dr.)

Dorp en voormalige havezate bij Meppel, Vledderinge (1313), Vlederyngen (1428).

een stuk land voor ’t huis te Vledderynghe, geheeten dye Vledderynghe maet en grenzende aan de 0lde A (1534). Drie kilometer ten noorden van Vledder, en een kilometer van de Friese grens ligt Vledderveen.

(16) Fleringen (Tubbergen, Ov.)

Fleringen is een dorp in de provincie Overijssel (Twente). Vlederingen (1227), Vlederinghen (1310), apud Vlederingen (1385), 1430 Vlederingen (1430), Vleringen (1476), Fleringhe (1540), Vlederinghe (1640), Vleringen (1665). Afleiding van vledder ‘moerassig veen, laagveen als groenland gebruikt’.

(17) Barnflair (Ter Apel, Westerwolde, Gr.)

Barnflair (1313), an dat Barenvledder (1466), een stucke landes de Barenvledder unde de Emesche maet genoempt (1542)ein stucke groen landes gelegen in unse Barenfledder (1586), Barnfledder (1586), Barn vledder (1851-1855), Barnvlair of Barnflair (1899), Barnfleer (1936). Betekent letterlijk vledder ‘moerassig veen, laagveen dat als groenland wordt gebruikt’ dat barn ‘brandstof’ leverde.

(18) Fleerde (Losser, Ov.)

Fletharrothe (10e eeuw)

(19) Flederden (buurschap bij Tubbergen, Ov.)

Hekket (1969) beschrijft de naam Fletharrothe (933-966) als ‘een gerooid vlierbos’. Echter evenals Noord-Brabants Vlierden kan rothe/rode ook hier duiden op ‘ontginnen’ en niet letterlijk op ‘rooien’. Wordt in 1381/1383 vermeld als den hof tot Vlederode, in 1440 als Vladerode in het Markeboek van de Lutte. Het Schattingsregister van Twente spreekt in 1475 van de Schulte to Vlederen, het huidige Scholte Fleer.

(20) Fleringen (Ootmarsum)

Hekket (1969) onderscheid Fleringen van voorgaand Flederden, waarbij Van Berkel & K. Samplonius (2018) deze twee namen al één beschouwen. Vleringen heeft, zoals we boven zagen, als oudste vorm Vletheringe. Onduidelijk is of het een persoonsnaam betreft, een moerasnaam of de boom.

Overig;

Vlierdpolder (Driel, G. ), Daarlesche Vlier (Hellendoorn, Ov.), Hexelsche Vlier (Hellendoorn, Ov.), Stokkummer Vlier (Diepenheim, Ov.), Ariërvlier (Ommen, Ov.), Vlier de Piksen (Piksen, Hellendoorn, Ov.), Daarlesche Vlier (Daarle, Ov. ), Vlierveld (Delden, Ov.), Vledder (Meppel. Dr.), Vliermaten (Holten), Westervlier (Diepenheim), Junnervlier (Vilsteren), Kleine Vlier (Markelo), Flierveld (Bentelo), Herikervlier (Goor), Hammervlier (Ham), Dalmsholtervlier (Achterveld, Ov.), Vliedert of Ghinkelreweyde, nu Schothorst (Windenberg, Vorden, Ov.), Bruchtervlier of Bruchterveld, (Brucht, Ov.)

Geraadpleegde bronnen

 

 

 

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *