Vliet

      Geen reacties op Vliet

Vliet-namen hebben hun belangrijkste verspreiding in de kuststreek van Vlaanderen tot in Noorwegen en worden daar algemeen gebruikt zoals beek in het binnenland. Het zijn van oorsprong natuurlijke wateren, geulen en stromen meestal onder invloed van getijden. Later na de bedijking meestal vergraven tot vaarten en weteringen. Vergelijkbaar met kreek. Diverse vlietnamen zijn bewaard gebleven in plaatsnamen of namen van buitenplaatsen. Veel van deze landgoednamen zijn volgens Schönfeld (1955) ook verzonnen. Ook in het binnenland komen enkele vlietnamen voor, echter dan meestal in de betekenis van  óverstromen of bevloeien. Naast Vliet ook; Vleut, Vlut en Vloed.

Flevopolders en Vlieland

De basis van deze groep waternamen is te vinden in het Germaanse flu/flo, dat in de Nederlandse taal terugkomt in een groot aantal werkwoorden in de betekenis van stromen; vlieten, vlotten, vloeden en vloeien, (Duits =fliessen), (Engels=flowing). De Germaanse grondvorm is ook goed te herkennen in het Duitse ‘fluss’ het Noorse ‘fljot’ en het Romeinse ‘Fluvius’, telkens in de betekenis van rivier.

De meest bekende riviernaam die is afgeleid van het Germaanse ‘flu’ is de Vlie. Het was de naam voor de noordelijke monding van de Rijn (IJssel). In de Romeinse tijd werd dit water Flevo (Flevum) genoemd. Deze naam werd gebruikt voor het gehele IJsselmeer tot aan de Waddenzee. De naam van het meer veranderde in de middeleeuwen in ‘Almere’ de monding in de Waddenzee behield de naam Fleo of Fli en later Vlie. Deze naam is behouden in die van het eiland Vlieland, de naam is nieuw leven ingeblazen in de nieuwe provincie Flevoland.

Dat het werkwoord ‘vlieten’ een algemeen werkwoord was in de betekenis van stromen blijkt uit het beroemde plakkaat van Karel V (1545) waarin de waterhoogten voor de rivieren Aa en Dommel werden geregeld. Hierin staat o.a. een citaat over de Spoordonkse watermolen in de Beerze:

die molens geleghen op de riviere van der Aa (=Beerze) vlietende ontrent Oirschot, Oisterwijck, ende daer oock op ordre ende regele te stellen, is bij ons bij maniere van provisien geordeneert ende gestatueert dat die molens aldaar liggende hen sullen schuldich zijn te regulerene nae den pegels (=peilschaal)”.

Vlietnamen in West-Brabant

Veel vliet-namen zijn te vinden in het gebied tussen Roosendaal en de Biesbosch en in het Land van Heusden en Altena.  Hier is het een algemene benaming geworden. De belangrijkste is zeker de Roosendaalse Vliet die stroomafwaarts Steenbergse Vliet wordt genoemd en via de sluizen van Benedensas in het Volkerak uitmondt.  Van Loon (1965) noemt voor West-Brabant de historische namen; Cromvliet, Quarenvliet (Steenbergse Vliet), Koeverinse Vliet (Koevering), Doerlechtse Vliet (Deurlecht), Haelteren Vliet (Halsteren). Verder nabij Klundert; Zandbergsevliet, Ardonnevliet, Kreekvliet en Scheireevliet.  Nabij Hooge en Lage Zwaluwe; Reevliet, Zeepvliet, , Meervliet, ‘s-Herenhuisschevliet, Poldervliet en Middenvliet. In de omgeving Almkerk en Werkendam; Nieuwe Vliet, Molenvliet, Veertienmorgenvliet, Zandwijksevliet, Achtervliet, Middelvliet, Vervoornschevliet, Keldergatvliet en Smallevliet.

Vlietnamen in overig Noord-Brabant

Hier zijn de vlietnamen zeldzaam. De Nieuwe vliet (‘s-Hertogenbosch) en de Koningsvliet (Heusden) zijn 20e eeuwse migratienamen. Het zijn in de ruilverkaveling nieuw gegraven wateren. Historisch ook Zandvliet, wijk in Boxtel, mogelijk een oude naam voor het Smalwater, een middeleeuws gegraven kanaaltje van de Beerze naar de Dommel in Boxtel.

Geraadpleegde bronnen

  • M. Schönfeld: Nederlandse waternamen. Amsterdam: N.V. Noord-Hollandsche Uitgeversmaatschappij (1955).
  • A.P. de Bont: Dialect van Kempenland. Assen (1969).
  • J. P. van Loon: Water en waternamen in Noord-Brabants Zuidwesthoek (1965).

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *